Selecteer een pagina

LJL

Manuscript

Lilly & June en de lachjuf

Saskia van Velzen

10 lachoefeningen verteld in een verhaal over twee kinderen die ineens een lachjuf in de klas krijgen. 

Inhoud

SASKIA VAN VELZEN                                                                                                                   1

INHOUD                                                                                                                                       2

1. LILLY EN JUNE                                                                                                                          3

2. SCHOOL IS SAAI                                                                                                                       5

3. IN DE LES                                                                                                                                 6

4. PAUZE                                                                                                                                      8

5. DE VERRASSING                                                                                                                      9

6. APPLAUS                                                                                                                                11

7. ADEMHALEN                                                                                                                         14

8. DE TELEFOON GAAT                                                                                                              16

9. HAHAHAHALO                                                                                                                       18

10. WEEKEND                                                                                                                            20

11. BIJ OMA                                                                                                                               22

12. GELUKKIG IS HET WEER MAANDAG                                                                                   25

13. NOG MEER LACHOEFENINGEN                                                                                           27

14. DE LAATSTE LACHJES                                                                                                          29

15. WAAR IS DE LACHJUF?                                                                                                        31

16. HET AFSCHEID                                                                                                                     33

1. Lilly en June

Het is een mooie dag. De zon schijnt aangenaam warm, de vogeltjes fluiten een vrolijk lied en het gras is heerlijk om in te spelen.

Niet heus natuurlijk. Buiten is het grauw en grijs. Er hangt een dikke mist in de straten maar Lilly en June trekken zich daar niets van aan. Ze zitten onder de tafel waar het hele grote tafellaken over gespannen is en spelen dat ze in de tent in de tuin zitten. 

‘Lilly, wil jij nog een kopje thee?’ vraagt June terwijl ze het theepotje uit het roze gebloemde theeserviesje pakt. ‘Nee, dank je wel,’ zegt Lilly. Ik heb genoeg thee op. ‘Maar ik lust nog wel zo’n lekker roze gebakje,’ zegt ze met een grijns. June geeft haar behulpzaam een roze gebloemd schoteltje. 

Oei, June houdt het schoteltje een beetje schuin en hups, daar schuift het roze gebakje met een plof op de grond. ‘Help!’ roept Lilly, ‘nu ligt mijn gebakje in het gras en kruipen er allemaal mieren in. Bah, June, je hebt het helemaal niet goed gedaan’. 

De onderste lip van June begint te trillen. Ze heeft het toch helemaal niet expres gedaan. Maar dan bedenkt ze zich. ‘Weet je dat mieren ook heel erg lekker zijn?’ zegt ze tegen Lilly. ‘Kijk maar!’ En ze prikt Lilly waar ze haar maar raken kan. 

‘Hahahahaha, hihihihihi, hou op,’ roept Lilly. ‘Ik kan niet tegen kie-hi-hi-telen.’ Dus June duikt er nog even lekker bovenop. Kietelend en lachend rollen ze over de grond. Wat hebben de meisjes een pret.

Totdat

Was het nou Lilly of June? Ze weten het niet meer. Alleen maar dat de ander het gedaan heeft. Een oorverdovend lawaai klinkt. Het glas tingelt een glashelder geluidje als het in heel veel kleine stukjes uit elkaar spat.  Lilly’s broek wordt nat. Junes jurkje wordt steeds vochtiger. 

‘Wat gebeurt hier!’ roept een zware stem. De slappe lach is meteen over. ‘Niks papa,’ zeggen ze braaf met hele onschuldige gezichtjes. Maar papa trapt daar niet in. ‘Kom onder die tafel vandaan,’ roept hij boos. ‘Kijk nou eens wat jullie gedaan hebben. Het tafelkleed is kleddernat en kijk uit voor al dat glas! Naar boven jullie, hup’. 

Terwijl papa beneden de ravage te lijf gaat druipen Lilly en June stilletjes af naar boven. Hebben ze eens een keer lekker pret, is het weer niet goed. Ze worden gek van dat binnen zitten. Stil in een hoekje gaan ze maar zitten kleuren. Ze moeten papa niet nog bozer maken.

’s Avonds aan tafel vertelt papa aan mama wat er gebeurde. ‘Gelukkig gaan ze morgen weer gewoon naar school, eindelijk weer rust in huis,’ zegt hij erbij. ‘Meisjes, doe dan ook eens wat rustiger,’ reageert mama. Maar hoe kun je nou rustig doen als het buiten saai is en binnen ook? 

‘Ik wil niet naar school,’ zegt Lilly, ‘daar gebeurt helemaal niets.’ ‘Ja,’ zegt June, ‘de hele dag alleen maar rekenen en taal. Niks aan. En als we eindelijk buiten spelen dan moeten we na vijf minuten al weer naar binnen!’ De meisjes zijn het roerend met elkaar eens, school is saai.

2. School is saai

‘Opschieten,’ roept mama naar boven, ‘Lilly en June, kom op. De school wacht niet!’

Daar geloven de meisjes niets van. Die school staat daar toch gewoon? Of ze nou snel of langzaam zijn, de school is er altijd. ‘Ik kan mijn maillot niet vinden,’ roept June terug naar beneden. ‘Waar is mijn zwemtas?’ roept Lilly er achteraan. 

Ze horen een diepe zucht. En een zacht mopperend geluidje. Mama heeft vast nog geen koffie gedronken. ‘Je zwemtas is hier, kom maar snel naar beneden Lilly. En je maillot ligt onder je kussen June, speciaal om hem niet kwijt te raken. Hup jullie twee, kom op!’

De school staat twee straten verderop. Ze kunnen dus gemakkelijk lopen. Lilly’s vrolijke zwemtas met groene bloemetjes slingert om haar schouders terwijl ze honderduit tegen mama praat. June houdt mama’s hand vast en ze huppelt de hele weg naar school.

Op school komen ze allemaal vriendinnetjes tegen. ‘Floortje,’ roept June, ‘kom je vanmiddag bij ons spelen?’ Floortje is June’s allerbeste vriendinnetje. Ze zitten samen in een groepje in de klas. Jammer, Floortje blijkt niet te kunnen omdat ze met haar ouders mee naar haar oma moet. Die is een beetje ziek. June kent Floortjes oma ook wel. Die is er soms als zij bij haar thuis zijn. Floortjes oma is leuk. Die maakt altijd grapjes. Floortje en June kunnen fijn met haar lachen.

‘Is ze erg ziek?’ vraagt June meteen belangstellend. ‘Nee hoor,’ stelt Floortje haar gerust, ‘maar we gaan even een kopje soep brengen en kijken hoe het met haar is.’ O gelukkig maar, June is gerustgesteld. 

Als de bel gaat verzamelen de kinderen zich voor de deur. Keurig in een rij staan ze hand in hand te wachten tot de deur open gaat en ze naar binnen mogen. Lilly’s gezicht betrekt als ze denkt aan het rekenen dat ze zo meteen gaan doen en June droomt al weer van naar huis gaan en buiten spelen. Nee, ze hebben echt geen zin om naar binnen te gaan. Saaie les. Saaie school.

‘Mama, ik wil echt niet naar school,’ probeert Lilly nog, ‘ik heb buikpijn.’ Maar mama trapt er niet in. ‘Je gaat gewoon naar binnen, huppakee.’ Met een somber gezicht loopt Lilly de klas in. Ze krijgt al hoofdpijn bij het idee dat ze zo moeten gaan rekenen. 

3. In de les

‘Pak je rekenboek en sla deze open op bladzijde 25,’ zegt de juf met heldere stem. Er klinkt een geroezemoes in de klas als alle twintig kinderen in hun vakje duiken om hun rekenboek en werkschrift tevoorschijn te halen. ‘Sst,’ zegt de juf. Dan begint ze uit te leggen hoe deze sommen gedaan moeten worden.

De mist van gisteren is opgetrokken. Een voorzichtig zonnetje komt tevoorschijn en buiten in de boom voor de klas klapperen een paar duiven rond. Lilly zit bij het raam. Ze hoort wel wat de juf zegt, maar ondertussen dwarrelt haar aandacht naar buiten. ‘Twee keer acht is?’ vraagt de juf. Lilly kijkt naar de boom en ziet de twee duiven naast elkaar op een takje zitten. ‘Twee duiven juf,’ zegt ze. De hele klas begint te lachen.

Lilly voelt haar wangen rood worden. ‘Foei Lilly,’ zegt de juf, ‘je moet wel met je aandacht bij de les blijven hoor. Twee keer acht kan natuurlijk geen twee zijn, dat weet je best.’ ‘Ja juf,’ zegt Lilly, ‘dat is zestien.’ ‘Goed zo, zegt de juf, ‘houd nu je aandacht er maar bij.’ Maar Lilly krijgt dat echt niet voor elkaar. Het is te mooi buiten en te saai binnen.

De twee duiven zijn druk met het maken van een nestje. Ze vliegen af en aan met takjes en zacht mos om er iets moois van te maken. Het nestje kan Lilly niet zien, die zit verstopt tussen de bladeren. Af en toe rusten de duifjes even uit. Gezellig naast elkaar op een tak praten ze tegen elkaar. Roekoe roekoe.

Lilly bedenkt wat de duiven zouden zeggen. ‘Wat een mooi nest wordt het lieverd,’ zegt het duivenvrouwtje trots. ‘Ja,’ knikt het duivenmannetje terug, hij is ook trots. Samen kijken ze uit naar de prachtige eieren die ze in dit nest gaan leggen terwijl ze nog iets dichter tegen elkaar aankruipen. Lilly krijgt er een glimlach van op haar gezicht. 

Gelukkig, de rekenles is afgelopen. Er klinkt weer een geroezemoes als alle kinderen hun boek en schrift weer in hun vakje opruimen. Daarna zitten alle kinderen keurig rechtop met de armen over elkaar te wachten tot de juf weer iets gaat zeggen. Alle kinderen? Nee, toch niet. Bijna achterin in het midden zit er eentje helemaal scheef op haar stoeltje. Ze duikt naar iets onder de tafel.

‘June,’ roept de juf, ‘wat doe je?’  ‘Mmbhll’ klinkt het onder de tafel vandaan. ‘Wat zeg je June?’ hoort June de stem van de juf onder haar tafeltje. Met een rood hoofd van de inspanning komt ze omhoog. ‘Een lieveheersbeestje juf,’ zegt ze. ‘Dat brengt geluk.’ Het lieveheersbeestje heeft acht stippen op zijn rug. ‘Hij is acht jaar juf ,’zegt ze, ‘net zo oud als ik!’ 

‘Geef maar hier,’ zegt de juf, ‘ik breng het lieveheersbeestje snel naar buiten. Daar wil hij vast liever zijn dan hier in de klas.’ ‘Nou, ik ook,’ denkt Lilly, maar ze houdt wijselijk haar mond dicht. June laat het lieveheersbeestje van haar vingertop lopen naar de vingertop van juf. Die vouwt voorzichtig haar andere hand erom heen zodat het rode kevertje niet weg kan vliegen. Zo loopt ze snel naar buiten.

Als de juf terugkomt vertelt ze dat ze het lieveheersbeestje in de struiken bij de deur heeft gezet. Daar waren er meer, dus hij was heel blij dat hij weer bij zijn familie was. June heeft inmiddels bedacht wat voor geluk ze graag wil. Ze wil heel graag een skippybal waarop ze de hele dag lekker kan stuiteren. 

4. Pauze

Trrrriiiiing. De bel gaat. Bijna honderd kinderen uit alle klassen rennen naar buiten. Het is pauze. June en Lilly rennen samen met een paar vriendjes en vriendinnetjes naar de bosjes waarvan de juf zei dat ze het lieveheersbeestje daar had neergezet. Iedereen zoekt mee, want ze willen allemaal ook wel een beetje geluk. 

‘Hier,’ roept Thomas, en hij wijst achterin de struiken. ‘Hier zit er een. Maar deze heeft zes stippen, het is niet jouw lieveheersbeestje June. Die had er acht.’ Thomas laat heel voorzichtig dit rode beestje op zijn vinger lopen. ‘Hahaha, dat kriebelt,’ lacht hij. Hij bekijkt het lieveheersbeestje eens goed. Mooie glanzend rode vleugeltjes heeft het, een zwart kopje en inderdaad zes stippen. Ondertussen loopt het beestje over zijn hand helemaal naar een vingertop toe. Dan spreid het zijn vleugeltjes en pprrrffff vliegt het ineens weg. De kinderen kijken het net zolang na totdat ze het lieveheersbeestje niet meer kunnen zien.

‘Tikkie, jij bent ‘m,’ roept Thomas, terwijl hij Lilly aantikt. Gillend rennen de kinderen door elkaar terwijl Lilly ze probeert te raken. Ja hoor, daar raakt ze Ewout. Ewout rent als een gek rond en raakt meteen Sara. Sara draait zich vliegensvlug om en tikt Ludo. Ludo is een beetje langzaam. De kinderen rennen om haar heen maar Ludo krijgt het niet voor elkaar. Gelukkig gaat de bel.

Hijgend staan de kinderen keurig hand in hand in een rijtje voor de deur. Dat was rennen. Nu allemaal rustig de klas in zegt de juf. Even bijkomen. Rustig lopen ze door de gangen terug naar hun klassen. Als Lilly en June bij de klas komen dan kijken ze vreemd op. Wat is hier aan de hand?

5. De verrassing

Lilly en June zijn net terug van de pauze. Ze hijgen nog een beetje van het rennen dat ze gedaan hebben met tikkertje spelen. De juf houdt nog even de deur dicht. Alle kinderen van de klas drommen voor de deur. ‘Juf, juf, mogen we niet naar binnen?’ De juf kijkt geheimzinnig. Oeh, spannend. Wat zou er gebeuren? 

Dan zwaait de deur open en een vreemde mevrouw met een grote lach op haar gezicht laat de kinderen binnen. Ze is iets groter en ronder dan hun eigen juf en ze heeft blonde haren. ‘Hahahahaha,’ zegt ze, ‘welkom allemaal. Welkom in de lachles!’ De kinderen gaan snel op hun plekje zitten. Op ieder tafeltje ligt een vrolijke gele smiley button. ‘De button mogen jullie opdoen zolang er lachles is,’ zegt de lachjuf. ‘Dan weten we allemaal hoe laat het is, hahahaha.’ 

Een beetje vreemd is het wel, zo’n gekke juf voor de klas. Snel doen de kinderen de button op. Dat ziet er vrolijk uit. Hun eigen juf heeft ook een button op en gaat achterin de klas zitten. De lachjuf gaat op de tafel zitten en bungelt heen en weer met haar benen. Ze zegt: ‘ik zal jullie vertellen wat ik hier kom doen. Luister maar.’ Ze gaat steeds zachter praten, de kinderen leunen meer en meer naar voren om haar nog te kunnen horen. 

‘Sssstt,’ zegt ze heel zachtjes. ‘Weet je, ik hoorde van de juf dat er op deze school veel te weinig gelachen wordt.’ Dan luid roepend: ‘Is dat waar?’ ‘Neeee,’ roepen de meeste kinderen terug. ‘Jaaa,’ roepen er een paar. ‘Hm, ik hoor dat de meningen verdeeld zijn. Ik denk in ieder geval dat er nog wel meer gelachen kan worden. Jullie ook?’ ‘Jaaaa,’ roepen nu alle kinderen. Lachen is hartstikke leuk, dat willen ze wel.

‘Vertel eens,’ vraagt de lachjuf, ‘waarom moeten jullie allemaal lachen?’ Een paar kinderen steken hun vinger op. Vincent zegt: ‘als ik naar cartoons kijk op tv.’ ‘Ja,’ zegt de juf, ‘dat kan inderdaad heel leuk zijn.’ Babette vindt het grappig als haar vader grapjes met haar uithaalt en Lilly zegt dat ze de slappe lach krijgt als haar zusje haar kietelt. 

‘Ja,’ zegt de lachjuf, ‘dat is allemaal heel leuk. Toch gaan we vandaag iets anders doen.’ De kinderen kijken verbaast, ze zouden toch gaan lachen? De juf gaat verder. ‘Vandaag gaan we lachen zonder reden. Dus we gaan gewoon doen alsof. We spelen de lach, net zoals je brandweermannetje speelt of indiaantje.’ Dat vinden de kinderen raar. Maar de juf doet het voor.

Ze gaat voor de klas staan en zegt: ‘Let op, nu ga ik lachen.’ En ze begint te lachen en te lachen. Ze lacht gewoon maar door. Een paar kinderen beginnen te grinniken. En te lachen. En dat klinkt zo aanstekelijk dat iedereen begint te lachen. De hele klas lacht en lacht. Steeds harder. Thomas valt zelfs uiteindelijk zelfs van zijn stoel van het lachen. 

Dan stopt de juf met lachen en zegt: ‘ssssttt.’ De klas bedaart en uiteindelijk is het stil. De juf zegt niets. Ze kijkt alleen maar rond met ogen waar de lichtjes in fonkelen. Sommige kinderen vinden het vreemd om zo stil te zijn. In de hoek proest iemand in lachen uit. Dan een volgende en de volgende. Even later zitten alle kinderen weer te hikken van de lach. Het gaat helemaal vanzelf. ‘Hahahahaha,’ klinkt het uit de ene hoek en , hihihihihi’ in de andere. 

De juf zegt weer ‘ssssttt’ maar nu praat ze gelukkig door. De kinderen kunnen even ademhalen. ‘Hahahaha, is dat lachen,’ zegt ze. ‘Ik zal je vertellen wat we gaan doen. De komende twee weken kom ik iedere ochtend in de klas. Niet zoals nu na de pauze, maar gelijk ’s morgensvroeg al. En dan gaan we lachen. Er komen ook lachoefeningen bij hoor. Jullie juf krijgt ook al die lachoefeningen van me zodat jullie er na twee weken lekker mee door kunnen gaan.’ Dat klinkt goed, de kinderen hebben er nu al zin in. 

‘We eindigen vandaag met waar ik altijd iedere oefening mee eindig,’ zegt de lachjuf. ‘En dat is iets wat jullie ook altijd en overal kunnen doen als je wil. Ik wil jullie vertellen hoe fantastisch ik het vond vandaag en hoe blij ik ben met jullie inzet.’ Ze steekt een duim naar voren en zegt ‘goed’, daarna steekt ze de duim van haar andere hand ook naar voren en zegt ‘heel goed’. Vervolgens strekt ze haar handen naar het plafond alsof ze ‘hoera’ zegt, maar ze zegt ‘jeah’ wat klinkt als een langgerekt ‘jeeeee.’ 

‘Doe allemaal maar met me mee.’ Alle kinderen steken een duim naar voren, ‘goed’ klinkt het uit twintig monden. Daarna steken ze hun andere duim ook naar voren en roepen ze enthousiast ‘heel goed’.  Een luid gejuich gaat op als ze allemaal tegelijk eindigen met ‘jeah!’ 

De lachjuf gaat. Alle kinderen zwaaien haar enthousiast uit. Hun eigen juf neemt het stokje over. Ruim je button op in je vakje en bewaar hem goed. Morgenochtend mag je die weer opdoen. Maar nu gaan we eerst dictee doen. Pak je dicteeschrift en sla die open op een lege bladzijde. Lilly heeft wat moeite met dictee. Ze hoort het altijd wel, maar ziet niet goed hoe het woord geschreven moet worden. Maar nu lijkt het anders. Haar hoofd is helderder en als de juffrouw de eerste woorden noemt dan schrijft Lilly ze vol vertrouwen in haar schrift.

Als ze naar huis lopen dan huppelt June naast haar moeder aan de ene kant en Lilly loopt aan de andere kant. Ze praten luid door elkaar. June vertelt honderduit over het lieveheersbeestje en de wens die ze gedaan heeft. Lilly vertelt over de lachjuf en er verschijnt weer een grijns op haar gezicht. Mama probeert het allemaal te volgen maar dat is nog niet zo gemakkelijk, zo enthousiast zijn ze allebei. 

Lilly en June gaan ’s avond heerlijk slapen. Ze proberen nog een keer te lachen zoals de lachjuf dat had gedaan, maar thuis is het toch wel gek. Gelukkig komt ze de volgende dag weer. En terwijl ze daar naar uitkijken vallen ze allebei met een glimlach op het gezicht in slaap.

6. Applaus

Lilly opent haar ogen. Het is nog vroeg en ze hoort alleen nog maar de vogeltjes buiten fluiten. Fris als een hoentje springt ze uit bed en maakt haar zusje wakker. ‘Goooeeedemorgen!’ roept Lilly luid. Maar June is nog lang niet wakker genoeg. ‘Hou je mond dicht,’ moppert ze en trekt het kussen over haar oren. Lilly laat haar zusje liggen en gaat vast naar beneden. Ze pakt een boek en gaat lekker op de bank zitten lezen. Ze leest een boek over twee zusjes die allerlei avonturen beleven. ‘Dat lijken June en ik wel,’ denkt ze, en is al snel verdiept in het boek. Zo verdiept dat ze niets meer hoort.

‘Waaaah,’ schrikt Lilly op. Haar hart klopt in haar keel. June is ook wakker geworden en is stilletjes naar beneden geslopen. Lilly, helemaal verdiept in haar boek, had niets in de gaten. Totdat June in haar oor tettert: ‘goooooeeedemorgen!’. Ja, eerlijk is eerlijk, nu staan ze weer gelijk.

Onderweg naar school komen ze een aantal vriendjes en vriendinnetjes uit de klas tegen. We gaan weer lachen roept Thomas blij. O ja, dat was het. Lilly weet het weer. De lachjuf komt weer in de klas. Ze is reuze benieuwd wat ze vandaag gaan doen.

Wanneer ze de klas binnen lopen staat de lachjuf al te wachten. Ze schudt breed lachend de hand van ieder kind dat binnenkomt. Als de kinderen zitten dan zegt de lachjuf: ‘Applaus voor jezelf!’ Alle kinderen applaudisseren luid, al hebben ze geen idee waarom. Maar lekker is het wel.

‘Waarom zou je een applaus geven aan jezelf?’ vraagt de lachjuf aan de klas. Sommige kinderen steken hun vinger op, anderen kijken vragend. Dat vragen ze zich ook net af. Waarom geef jij jezelf een applaus Amanda, vraagt lachjuf terwijl ze naar achteren in de klas kijkt. Amanda krijgt vuurrode wangen, zo verlegen is ze. En verbaasd dat de lachjuf haar naam zomaar weet. ‘Ik weet het niet juf,’ zegt ze zachtjes. De lachjuf zegt: ‘wat dacht je hiervan? Bijvoorbeeld dat je altijd keurig op tijd op school bent?’ ‘Ja,’ denkt Amanda, ‘dat klopt. Maar moet ik daarvoor applaudisseren?’

‘Ja, Thomas, waarom geef jij jezelf een applaus?’ vraagt de lachjuf. Thomas heeft zijn vinger hoog in de lucht gestoken. ‘Omdat ik de juf altijd help, ‘zegt Thomas. ‘Dat is heel goed,’ zegt de lachjuf, ‘dan krijg je ook applaus van ons allemaal, wat dacht je daarvan?’ De hele klas applaudisseert luid en aan zijn rode wangen te zien wordt zelfs Thomas daar een beetje verlegen van. 

De lachjuf vertelt. ‘Belangrijk is te weten dat je voor alles wat je goed doet, of wat je hebt geleerd, of zelfs wat je niet goed hebt gedaan maar waarvan je nu weet hoe het anders moet, je een groot applaus verdient. Weet je nog hoe het was toen je leerde lopen? Waarschijnlijk niet meer. Maar je kent het vast van een zusje of een broertje van jezelf of van een vriendje. Als het kindje gaat lopen wat doen we dan? Juist, we klappen in onze handen van blijdschap. En als je valt? Dan zeggen we, dat geeft helemaal niet. We geven je een kusje en je gaat het gewoon opnieuw proberen. En dan krijg je weer applaus. Dus, pak je button en als je die opgedaan hebt dan geef je jezelf nog een keer een heel groot applaus! Degene die het snelst is mag het langste applaudisseren.’ 

Alle kinderen duiken in sneltreinvaart in hun vakjes en halen de button tevoorschijn. Ze prikken hem op en links en rechts hoort Lilly om zich heen het applaus aanzwellen. Zelf loopt ze te rommelen met het speldje. Ze krijgt hem niet dicht. Het applaus wordt steeds groter. Totdat het speciaal voor haar klinkt. Hèhè, eindelijk heeft ze het speldje dicht en kan ze ook in haar handen klappen. 

‘Ok,’ zegt de juf, ‘we zijn zover, luister. Vandaag gaan we klappen en lachen tegelijk. Maar we gaan eerst eens kijken of jullie kunnen tellen.’ De kinderen kijken weer verbaasd, natuurlijk kunnen ze tellen. Ze zijn al acht jaar oud, sommigen zelfs al negen. De juf begint te tellen en zegt: ‘tel maar gelijk mee. Een, twee, een, twee, drie.  Een, twee, een, twee, drie.’  Het is gelijk een ritme, de eerste twee gaan langzamer, en 1-2-3 gaat sneller. De kinderen doen het meteen mee.

‘Doe dit ook maar gelijk,’ zegt ze, terwijl ze op het ritme van 1-2, 1-2-3 in haar handen klapt. Alle kinderen klappen in hun handen. 1-2, 1-2-3.  ‘Ok, en nu veranderen we de tekst naar ho-ho, ha-ha-ha.’ De kinderen klappen vrolijk door terwijl ze steeds harder ‘ho-ho, ha-ha-ha’ zingen. Dan zegt de juf: ‘sta allemaal maar op en loop door de hele klas terwijl je verder zingt en klapt.’ Jippie, dat vinden de kinderen fijn. Ze dansen door de klas terwijl ze klappen en zingen. ‘Klap ook tegen elkaars handen,’ roept de lachjuf er bovenuit en klapt zelf tegen de handen van hun eigen juf. Nog steeds in het ritme van ho-ho, ha-ha-ha. 

Na een minuutje of twee laat de lachjuf haar handen zakken terwijl ze eindigt op een langgerekt ‘hohoooooooo.’ De kinderen stoppen en worden stil. ‘Blijf staan waar je staat,’zegt de lachjuf, ‘en voel eens hoe je handen nu voelen. Doe je ogen maar dicht, dan kun je makkelijker voelen.’ De kinderen doen braaf hun ogen dicht en worden nog stiller. ‘Voel hoe je vingers tintelen. En voel eens hoe je hoofd voelt. En voel je je hart kloppen?’ Terwijl ze dit zegt wordt het steeds stiller. 

Als het helemaal rustig is dan zegt ze zachtjes: ‘jullie zijn geweldig. Ga maar weer snel op je plekje zitten, leg je button terug in je vakje dan kan de les zo meteen beginnen. Maar voor morgen wil ik vanaf nu dit met jullie afspreken. Als je de klas binnenkomt, als ik er ben, dan ga je snel zitten, pak je je button en geef je jezelf direct een heel groot applaus. Afgesproken?’ De kinderen beginnen te grijnzen bij het idee alleen al. Dat wordt een leuke start van de dag.

Als de lachjuf weg is dan komt hun eigen juf weer voor de klas staan. ‘Hèhè, dat was lekker he?’ zegt ze. ‘We gaan nu de hele ochtend werken aan ons speciale project: schoon water. Neem eerst maar eens een grote slok water.’ De kinderen rommelen weer in hun vakje en halen een flesje water tevoorschijn. Na al dat klappen en zingen is water drinken een goed idee, ze hebben er dorst van gekregen. De flesjes hebben ze altijd gevuld bij zich op tafel staan. Water drinken is goed als je aan het leren bent. Ze mogen ook altijd bij het kraantje in de hoek van de klas het flesje bijvullen als het leeg is. De dag vliegt voorbij terwijl ze van alles leren over water.

Tegen etenstijd zitten Lilly en June te wachten totdat ze aan tafel mogen. Mama staat in de keuken en papa is nog niet thuis. Hij heeft wel een berichtje gestuurd dat hij onderweg is. Omdat hij niet zover weg werkt kan het niet lang meer duren. Als het sleutel in het slot klinkt rennen Lilly en June naar de gang. Onder luid applaus onthalen ze hun vader die verbaasd kijkt. ‘Ben ik jarig?’ vraagt hij terwijl hij snel om zich heen zoekt. Maar hij ziet geen slingers hangen dus dat kan het niet zijn.

‘Nee hoor,’ roepen June en Lilly, ‘we vinden het gewoon fijn dat je thuis bent. Daarom krijg je van ons een groot applaus.’ ‘Ho-ho, ha-ha-ha,’ zingend lopen ze voor papa uit naar binnen toe terwijl hij er met een grote grijns op zijn gezicht achteraan loopt. Dat is nog eens vrolijk binnenkomen. Hij geeft beide meiden een knuffel en dan kunnen ze snel aan tafel. Mama ontvangt ook een groot applaus voor het heerlijke eten. Zo zijn er vier lachende gezichten aan tafel. 

7. Ademhalen

Deze keer als Lilly wakker wordt dan weet ze het meteen. Straks gaan ze naar school en dan is de lachjuf daar ook. Dat is leuk. Lilly moet er meteen van lachen, grappig is dat. ‘Ho-ho, ha-ha-ha’ hoort ze op de gang. Hahaha, haar zusje is ook al wakker en in de stemming. ‘Ho-ho, ha-ha-ha,’ roept Lilly terug. June komt naar binnen en samen zingen en klappen ze verder. 

Op school aangekomen kunnen ze niet wachten tot ze naar binnen mogen. Het is een gekakel voor de deur als de kinderen druk met elkaar praten en zich afvragen wat ze vandaag weer gaan doen. Thomas zet in als ze naar binnen lopen. ‘Ho-ho, ha-ha-ha,’ zingt hij. De klas volgt. Zingend en klappend lopen ze naar de klas. Dat moet de lachjuf wel horen. En ja hoor, met een grote lach op haar gezicht zwaait ze de deur open. ‘Pak maar snel je button,’ zegt ze. 

Alle kinderen rennen naar hun tafeltjes om de button te pakken en op te doen. Eerst klinkt er applaus achterin de klas. Amanda is de eerste en ze wordt er weer verlegen van. Maar al snel gaat dat over als er meer en meer kinderen hun button opgedaan hebben. Steeds luider klinkt het applaus, totdat de juffrouw het overneemt en ritmisch ho-ho, ha-ha-ha begint te klappen en te zingen. In de hele klas klinkt het vrolijke gezang en geklap. Dan zegt de lachjuf : ‘hooooo,’ en iedereen wordt vanzelf stil.

‘Dat hebben jullie goed onthouden,’ zegt de lachjuf, ‘ik ben trots op jullie allemaal. Wat een leuke klas is dit. Het klappen en zingen deden we gisteren voor het eerst. Maar weten jullie nog wat we eergisteren deden?’ Een paar vingers gaan de lucht in. ‘Floortje, zeg jij het maar.’ ‘Wat ik heel grappig vond was dat u zomaar ging lachen en dat wij allemaal mee gingen lachen. Daar werd ik heel vrolijk van.’ ‘Dat klopt,’ zegt de lachjuf, ‘leuk is dat he. Je hoeft niet vrolijk te zijn om te lachen, je wordt vrolijk doordat je lacht. Dus, weten jullie nog hoe het ging? We doen het gewoon weer. Doe maar gelijk mee.’

De lachjuf begint te lachen. Het ‘ha-ha-ha’ begint zachtjes maar ze laat het steeds harder worden.  De kinderen lachen mee. Ze oefenen de lach. ‘Ho-ho-ho,’ roept Thomas. Die is ook leuk zegt de lachjuf, iedereen lacht op ho-ho-ho! In de klas klinkt het alsof er dertig kerstmannen voorbijkomen. ‘En nu hi-hi-hi’ roept ze. Dat kunnen de meisjes goed.  Maar het blijkt dat de jongens heel goed de meisjes na kunnen doen. Al snel klinkt het alsof ze allemaal de slappe lach hebben. En even later is het echt zover. ‘Flo-ho-ho-hooor hou op,’ hikt June terwijl Thomas en Vincent slap van de lach tegen elkaar aan leunen. Lilly hangt languit over haar tafeltje en roept:  ‘ik kan niet me-he-heer juf.’ 

‘Sssst ,’fluistert de juf met haar vinger tegen haar mond en de kinderen worden stil. Ze gaat meteen verder. ‘Adem een keer diep in, hou vast en adem helemaal uit.’ De kinderen halen adem en het wordt rustiger. ‘Nog een keer, adem in, hou vast en adem weer helemaal uit. En als je uitademt dan zeg je aaah. En nog een keertje, adem in, hou vast, en adem uit terwijl je he-he zegt.’ De hele klas is nu rustig. Fijn. Dan steekt de lachjuf haar duim omhoog en zegt ‘goed’. De kinderen vallen haar bij en roepen enthousiast bij de tweede duim ‘heel goed’ en met de armen omhoog ‘jeah!’

De Lachjuf neemt het woord weer. ‘Ok, we hebben nu gedaan wat we gisteren en eergisteren deden. Jullie weten het nog goed, super. Dan gaan we het vandaag hebben over de ademhaling. Hoe belangrijk is ademhalen eigenlijk?’ vraagt ze aan de klas. Er gaan veel vingers omhoog deze keer. ‘Ja Vincent,’ wijst ze, ‘zeg het maar.’ ‘Als je niet adem haalt dan ga je dood,’ zegt Vincent. ‘Dat klinkt wel heel dreigend,’ antwoordt de lachjuf, ‘maar je hebt wel gelijk. We kunnen niet zonder ademhalen. Thomas, waarom moeten we ademhalen vind jij?’ wijst ze naar Thomas. Bij een eerder project heeft de klas geleerd over hoe het werkt met ademen en hoe belangrijk de natuur daarbij is. Je ademt zuurstof in en kooldioxide weer uit. De bomen nemen die kooldioxide weer op en maken nieuwe zuurstof. Thomas vertelt dat verhaal. ‘Heel goed Thomas,’ zegt de lachjuf. 

‘Zuurstof is heel belangrijk voor ons mensen. En je ademt niet alleen kooldioxide uit, maar ook andere afvalstoffen die je lichaam in de tussentijd heeft gemaakt. Als je genoeg zuurstof in je lijf inademt dan gaat er een heleboel vanzelf goed. Je lijf houdt van zuurstof. Je weet dat de zuurstof in je longen komt. Maar hoe kun je ervoor zorgen dat daar lekker veel zuurstof in komt? Door eerst heel goed uit te ademen. Probeer maar eens. Ga goed zitten.’ Alle kinderen gaan recht op hun stoel zitten. ‘Adem zo diep mogelijk in en daarna weer uit.’ De kinderen zijn helemaal geconcentreerd op hun ademhaling. ‘Hoe voelt dat?’ vraagt de lachjuf. ‘Goed,’ klinkt het uit de klas.

‘Maar, nu draaien we het om. Adem eerst eens helemaal uit, verder, verder, en nu weer in. Laat de lucht vanzelf naar binnen gaan. Hoe voelt dit nu?’ vraagt ze. Dit vindt de klas ook fijn. Maar het voelt wel anders, een beetje vreemd. ‘Heb je het idee dat je meer of minder kon inademen?’ ‘Meer,’ klinkt het uit de klas. ‘Kon je bovenin of onderin je longen inademen?’ ‘Onderin,’ zegt iedereen terug. 

‘Mooi,’ zegt de lachjuf. ‘Nu doen we nog een experiment. Ik doe het eerst voor, kijk goed. De lachjuf ademt uit en als de kinderen denken dat ze niet meer kan uitademen begint ze te lachen. Dat lukt nog een hele tijd. Totdat ze echt niet meer verder kan waarna ze snel weer inademt. 

‘Je ademt dus uit totdat je klaar bent met uitademen. Maar in plaats van weer in te ademen ga je eerst nog lachen. Totdat je echt niet meer kan en dan adem je weer lekker in. Ga er maar bij staan, dan gaat het gemakkelijker. Allemaal tegelijk, daar gaan we. Adem eerst een keertje in en nu zover mogelijk uit. En lach zo lang mogelijk!’ ‘Hahahaha,’ klinkt het door de hele klas. ‘Buig maar voorover terwijl je doorgaat met lachen,’ zegt de lachjuf. June vindt het maar gek, ze kan echt nog heel lang lachen. Maar dan stopt het ook bij haar en ademt ze snel weer in. 

‘Hoe ging het nu met de inademing? Kon je dieper op oppervlakkiger inademen?’ ‘Dieper,’ klinkt het uit de hele klas. ‘En denk je dat dan meer of minder zuurstof inademt?’ ‘Meer,’ zeggen alle kinderen weer. ‘Jullie zijn super gezond bezig,’ roept de lachjuf enthousiast, ‘applaus voor jezelf!’ Een luid applaus stijgt op en eindigt onder leiding van de lachjuf in een heel vrolijk ‘ho-ho, ha-ha-ha’ wat afgesloten wordt met een ‘goed, heel goed, jeah!’

‘Daag,’ zwaait ze dan. ‘Tot morgen!’ De kinderen doen hun button af en pakken hun flesje water. ‘Drinken is ook goed voor de zuurstof,’ vertelt hun eigen juf. ‘Daarmee transporteer je de zuurstof overal in je lijf naar toe. Dus drink maar lekker veel water.’ Het wordt even drommen bij de kraan en het toilet. Maar dan gaan ze snel verder me de gewone les.

8. De telefoon gaat

Donderdagochtend, de kinderen kijken reikhalzend uit naar wat de lachles nu weer gaat brengen. Vrolijk lopen ze naar school. ‘Hahahahahalo Thomas,’ zegt June. ‘Hihihi,  giert Thomas terug. Hij is ook al in zo’n vrolijke stemming. Dat belooft wat. Terwijl ze in de rij staan lachen ze samen door waarmee ze de hele klas aansteken. Al snel is iedereen aan het lachen.  

De deur van de klas zwaait open en het vrolijke gezicht van de lachjuf kijkt met pretoogjes naar de lachende groep. ‘Ik kan jullie van ver al horen aankomen,’ zegt ze blij, ‘wat leuk. Ik heb er zin in, jullie ook?’ ‘Jahahahaha,’ roepen de kinderen blij terug. ‘Nou, ren maar snel naar je tafeltje en pak je button. Je weet wat je moet doen.’ Al snel klapt het eerste kind in zijn handen en volgen er meer. Als de hele klas applaudisseert dan neemt de juf het over en zegt: ‘ho-ho, ha-ha-ha, ho-ho, ha-ha-ha.’ De kinderen zingen mee totdat ze stopt met het bekende langgerekte ‘hooooooo.’ 

‘Super,’ roept ze blij, ‘dat hebben jullie snel gedaan. En wat is de volgende stap?’ ‘Ademhalen juf,’ roepen een paar kinderen tegelijk. ‘Juist, helemaal goed. Ga maar staan en breng je handen omhoog terwijl je inademt, hou vast, hou vast, en adem uit op haaaaa. Nog een keer en dan zeg je bij de uitademing hahahaha en beweeg je helemaal naar beneden. Adem in, hou vast, hou vast en… adem uit op hahahaha.’ De kinderen lachen terwijl ze slap naar beneden hangen. ‘Ok, nog een keertje om het af te leren,’ roept de juf vrolijk. De kinderen ademen in tot ze niet meer kunnen en als ze uitademen lachen ze zo hard mogelijk tot ze niet meer kunnen.

Hehe, dat voelt lekker. ‘Wat hebben we nog meer gedaan?’ vraagt de juf aan de klas. Een paar handen gaan omhoog. ‘Vincent, zeg jij het maar,’ wijst ze naar Vincent. ‘Zomaar lachen juf,’ zegt Vincent. ‘Goed zo Vincent,’ zegt de lachjuf. ‘Jongens en meisjes, dat wordt even oefenen. Begin maar.’ Ze zet zelf een zachte lach in. De klas lacht zachtjes mee. Dan gaat de juf harder lachen en de klas lacht ook steeds harder. 

Wanneer ze echt hard lachen roept de lachjuf ineens ‘ssssst’ en iedereen wordt stil. Ze kijkt er streng bij. De kinderen zijn op slag stil. Totdat er ergens in de hoek een geproest uitbarst. Ja hoor, dat is Lilly. En dan bij het raam begint ook Thomas te lachen. Vervolgens krijgen Ludo, Lilly en Amanda de slappe lach. De hele klas giert het nu uit van de pret. De juf geeft ze een minuutje om lekker uit te lachen en begint dan te klappen, ‘ho-ho, ha-ha-ha-ha’. De kinderen doen mee en even later keert de rust weer als ze allemaal afsluiten met ‘goed, heel goed, jeah!’

Ineens horen de kinderen een melodietje. Het gaat steeds harder. De lachjuf rommelt in haar tasje en haalt haar mobieltje tevoorschijn. ‘O, even bellen,’ zegt ze en neemt de telefoon op. De kinderen wachten verbaasd en geduldig terwijl de lachjuf begint te praten. ‘Hoihoi, wat leuk dat je me belt. Vertel? Echt? Echt waar? Hahahahahahahaha.’ De juf begint hard te lachen.  

Het wordt een beetje onrustig in de klas. De kinderen vinden het maar vreemd dat de juffrouw zomaar belt. Dat mogen zij ook niet en hun eigen juf doet dat al helemaal niet. Als je les hebt ga je toch niet bellen? 

De juf kijkt met pretlichtjes in haar ogen rond terwijl ze nog steeds met de telefoon aan haar oor lacht. ‘Wie heeft er een mobieltje?’ vraagt ze aan de klas ‘Huh? Ze is toch aan het bellen? ‘Gefopt,’ roept ze vrolijk. ‘Maar vertel eens, wie van jullie heeft er een mobieltje?’ Ongeveer de helft van de klas steekt zijn vinger op. ‘Toe maar, dat is niet mis,’ zegt ze. ‘Wat ik nu net deed heet de telefoonlach. Daarvoor heb je natuurlijk niet echt een mobieltje nodig, je kan gewoon doen alsof. Hou je hand bij je oor alsof je een telefoontje vast houdt, stel je voor dat je beste vriend of vriendin je belt en je een hele leuke mop vertelt. Natuurlijk moet je dan ontzettend lachen.’

De kinderen houden hun hand bij hun oor en doen alsof ze luisteren naar de andere kant van de lijn. ‘Hahaha’ klinkt het bij het raam. ‘Hahahaha,’ klinkt het nu ook aan de andere kant. Even later zijn alle kinderen druk in gesprek en aan het lachen. De juf loopt tussen de tafeltjes door en nodigt de kinderen uit om op te staan en net te doen alsof ze op straat lopen. De kinderen worden steeds vrolijker. Lilly houdt haar hand bij Junes oor om haar mee te laten luisteren. Thomas laat aan hun eigen juf horen hoe de andere kant van zijn telefoon klinkt. Ze hebben allemaal dikke pret. 

Als ze uitgelachen zijn vertelt de juf waarom deze lach er is. ‘Stel je voor dat je alleen op straat loopt en je hebt gewoon zin om eens lekker te lachen. Hoe zouden mensen reageren als je dan zomaar gaat lachen, zonder iemand bij je?’ De klas denkt wel dat mensen vreemd zouden reageren, misschien nog niet eens zo bij kinderen maar zeker bij volwassenen. ‘Hoe zouden mensen reageren als je een telefoon aan je oor houdt,’ vraagt de juf verder.  Ja, natuurlijk niet zo vreemd. Als je een telefoon aan je oor hebt dan denken mensen dat je met iemand anders in gesprek bent en dan kan het wel. ‘En  daarom is er de telefoonlach,’ zegt de juf.

‘Dit is de eerste van de tien soorten lach die jullie gaan leren deze en volgende week. Morgen gaan we natuurlijk starten met de buttons en het applaus, dan ho-ho, ha-ha-ha, even ademhalen en dan de telefoonlach. Daarna leren jullie er nog twee bij. ‘Welke, juf?’ vragen de kinderen meteen. Maar de lachjuf zegt niets. Dat is weer een verrassing voor morgen. 

‘Dank jullie wel voor het fantastische meedoen. Dit is de leukste klas die ik ooit gehad heb!’ zegt de lachjuf stralend. ‘Ik wens je nog een hele leuke dag met interessante lessen en tot morgen!’ De klas roept enthousiast terug: ‘Goed, heel goed, jeah!’ De lachjuf moet er van lachen. 

Als ze vertrekt komt hun eigen juf komt weer voor de klas staan. ‘Dat was lachen he,’ zegt ze. ‘De hoogste tijd om weer aan het werk te gaan. Doe je geschiedenisboek  maar open op bladzijde 35.’ Even later zijn de kinderen verdiept in het spannende leven van Michiel de Ruyter, de bekendste zeeheld uit onze geschiedenis.

9. Hahahahalo

De juf heeft niets teveel gezegd. Vandaag is het nog leuker.

Als alle kinderen hun buttons snel opgespeld hebben applaudisseren ze luid. Dit wordt opgevolgd door een vrolijk ‘ho-ho, ha-ha-ha’ en een uitgebreide ademhalingsronde. Dan vraagt de juf of ze nog weten wat de eerste echte lachoefening van gisteren was. Twintig vingers schieten in de lucht. ‘June, doe jij het maar voor,’ wijst de lachjuf naar achteren in de klas. June springt op met haar hand aan haar oor. ‘Echt waar, ooooh, hahahahaha’ doet ze alsof ze zojuist iets heel leuks heeft gehoord. ‘Goedzo,’ zegt de lachjuf, ‘haal allemaal maar je mobieltje tevoorschijn en bel maar naar de leukste vriend of vriendin die je hebt’. Even later lopen de kinderen door de klas druk te bellen en te lachen totdat de lachjuf eindigt met ‘goed, heel goed, jeah!’

‘Blijf maar staan,’ zegt ze, ‘dan leg ik de volgende oefening zo uit. Hebben jullie ook geleerd om mensen netjes te begroeten? Een hand te geven en jezelf dan voorstellen?’ De kinderen knikken instemmend, ja, dat hebben ze inderdaad wel geleerd. ‘Natuurlijk is het fijn als je daarbij lacht, dat vinden mensen prettig. Dit gaan we oefenen door elkaars handen te schudden en dan maar gewoon te gaan lachen. Let op, ik doe het voor met jullie juf samen’.  De lachjuf pakt de hand van de juf en terwijl ze deze hartelijk schudt begint ze gewoon heel hard te lachen, ‘hahahahahaloooo’. De juf kan niet anders dan meelachen, zo aanstekelijk is het. ‘Doe maar met elkaar,’ zegt de lachjuf. ‘Begroet iedereen om je heen met een hartelijke begroetingslach’. 

Het wordt een drukte van jewelste in de klas als iedereen elkaars handen staat te schudden. De lach klinkt luider en luider. Overal hoor je een ‘hahahahaloooo’. Vincent en Thomas maken er helemaal een spelletje van, ze staan gewoon te dansen van pret. ‘Heel goed,’ roept de lachjuf. ‘Allemaal, maak er gelijk een dansje van!’ Het wordt nog drukker en gekker in de klas en als het bijna te gek wordt roept de lachjuf ‘goed, heel goed, jeah!’.  Een voor een horen de kinderen het ook en doen ze mee. Pas bij de vijfde keer heeft iedereen het gehoord en keert de rust weer.

‘Jonge, jonge,’ zegt de lachjuf, ‘wat een pret kan je hebben als je iemands handen schud he. Doe dat thuis maar eens, dan ben ik benieuwd wat er gebeurt. Dit is dus de begroetingslach. En nu gaan we verder naar de tweede nieuwe oefening van vandaag. Alsof het nog niet genoeg is geweest gaan we elkaar aan het lachen maken. Dit doen we met de kiekeboelach’. Een paar kinderen beginnen te giebelen, zo grappig klinkt het al.

De juf legt uit hoe het gaat. ‘Houd je ellebogen in je zij en beweeg je handen naar je schouders. Beweeg nu je gebogen armen naar voren, je handen ongeveer voor je ogen. Til je armen dan nog ietsje verder omhoog. Beweeg dan je armen uit elkaar en weer terug, alsof je de deuren van een kast open en dicht doet.’ De kinderen staan geconcentreerd te oefenen, het is er zelfs stil van. ‘Ok, op mijn teken doe je ze langzaam open en laat je een glimlachje zien. Kijk elkaar daarbij maar eens aan’. De kinderen kijken met geopende armen rustig rond. ‘Mooi, nu mogen ze weer dicht. De volgende keer dat ze open gaan laat je een grote glimlach zien. Doe het nu,’ zegt de juf enthousiast. Weer openen de kinderen hun armen en de vrolijke gezichten piepen er door heen. ‘En weer dicht,’ roept de juf. Snel klappen de armen weer dicht. ‘Prachtig, en nu de laatste. Je laat een stralende vrolijke lach zien aan elkaar, toe maar!’ De kinderen lachen elkaar breeduit toe. Hun eigen juf doet ook vrolijk mee. Thomas en Vincent staan naast elkaar en grijnzen elkaar zo breed toe dat ze er de slappe lach van krijgen. Maar als de lachjuf ‘armen dicht!’ roept zijn ze ook gelijk weer stil. ‘Dit laatste doen we nog een keer, maar nu ga je daarmee kiekeboe spelen. Je kent het vast nog van vroeger of van een klein broertje of zusje, maak zoveel mogelijk andere kinderen aan het lachen’.  Het wordt weer een drukte van jewelste. De kinderen krioelen door de klas om maar zoveel mogelijk andere kinderen aan het lachen te maken. Lilly laat zo’n stralende blik aan haar eigen juf zien dat die er vanzelf vrolijk van wordt. 

De lachjuf breekt het af door luid in haar handen te klappen en het ‘ho-ho, ha-ha-ha’ in te zetten. Iedereen doet mee. Tenslotte sluiten ze af met ‘goed, heel goed, jeah!’ ‘We gaan nog even herhalen en dan krijgen jullie huiswerk mee,’ roept de lachjuf blij. ‘Jullie kennen inmiddels de routine van het applaus, zingen van ‘ho-ho, ha-ha-ha’, het ademhalen en de afsluiting met ‘goed, heel goed, jeah!’.  Wat ik van jullie wil weten is welke lachoefeningen we hebben gedaan. De eerste van gisteren is…..’ ‘de telefoonlach’ roepen de kinderen luid. ‘Goedzo,’ zegt de lachjuf, ‘en welke hebben we vandaag gedaan? Waar zijn we mee begonnen?’ ‘Handenschudden’ klinkt het in koor. ‘En de laatste oefening was…’ ‘kiekeboelach’ roepen ze in koor. 

‘Mooi zo,’ zegt de lachjuf terwijl ze trots rond kijkt. ‘Het huiswerk is niet heel ingewikkeld hoor, ik vraag jullie om alles wat we gedaan hebben te oefenen. Als je bij elkaar gaat spelen, help elkaar er dan aan herinneren. Ga je op bezoek bij iemand, denk dan zeker aan de handenschudlach. Maak je ouders of je broertjes of zusjes aan het lachen met de kiekeboelach en als je alleen bent kun je mooi de telefoonlach oefenen. Gaat dat lukken?’ ‘Ja hoor, zeker, natuurlijk, gaan we doen’ roepen de kinderen door elkaar. ‘Fijn, ik wens jullie allemaal een heel vrolijk weekend en tot maandag!’ Met een grote zwaai van haar arm vertrekt de lachjuf. 

Na een grote slok water en een korte plaspauze kan de gewone les beginnen. De kinderen werken geconcentreerd aan hun topografie. Het is altijd lastig om de namen van zomaar een paar stippen op een landkaart te onthouden. Daarom proberen ze er met elkaar allemaal ezelsbruggetjes voor te vinden. Gekke vormen, een rare plaats, een gedichtje, alles wat werkt om te onthouden hoe een plaats heet is welkom. De hele klas werkt samen om die ezelsbruggetjes te verzinnen, hoe gekker hoe beter. Aan het einde van de ochtend kan de hele klas de plaatsen zonder haperen achter elkaar opdreunen.

Aan het einde van de dag worden de kinderen weer onrustig. De juf lacht en zegt: ‘vooruit, van mij krijgen jullie deze keer geen huiswerk. Je hebt al huiswerk waar je heel druk mee zult zijn. Ik zie jullie maandag weer. Hoe ging de afsluiting ook al weer?’ Sara begint in haar handen te klappen en twee tellen later galmt door de hele klas het vrolijke ‘ho-ho, ha-ha-ha’. ‘Wat nu?’ vraagt de juf als het klappen is afgelopen. ‘Ademhalen,’ roept Lilly. ‘Prima,’ zegt de juf en veertig handen bewegen als een omhoog. ‘Haaaaaaa,’ het klinkt alsof een ballon leegloopt als iedereen tegelijk uitademt en de handen weer naar beneden vallen. Na de tweede keer zet de juf het ‘goed, heel goed, jeah!’ in. Als ze dit drie keer gedaan hebben is het klaar. De kinderen zwermen uit naar huis. Het is weekend.

10. Weekend

Het is weekend. Lilly en June kunnen heerlijk uitslapen. Maar wat gebeurt daar? Op de gang gaat zachtjes een deur open. Een paar kleine blote voeten piepen om het hoekje.  Op haar tenen loopt June zachtjes door de gang. Ze kijkt geheimzinnig en ze probeert geen geluid te maken. Ze loopt naar de deur van Lilly’s kamer en doet deze heel zachtjes open. Lilly ligt aan de andere kant van de kamer in haar bed. Ze ligt op haar zij met haar gezicht naar de kamer. Haar ademhaling gaat regelmatig. June sluipt dichterbij. Als ze bijna over Lilly heen gebogen staat doet Lilly haar ogen wijd open en roept heel hard ‘BOE!’ Whaaah, June gilt en springt van de schrik achteruit. Haar haren staan recht overeind. 

‘Sssst,’ zegt June dan, ‘ik kwam je wakker maken om naar beneden te gaan. Dan gaan we een verrassingsontbijt maken voor pappa en mamma’.  Dat vind Lilly een heel goed idee en even later sluipen twee meisjes in hun nachthemd op hun tenen door de gang. Eenmaal in de keuken aangekomen kunnen ze gewoon geluid maken. ‘Wat gaan we maken?’ vraagt Lilly aan June. ‘Wat dacht je van toast met jam en jus d’orange? En koffie natuurlijk. ‘Goed idee,’ zegt Lilly. De meisjes gaan meteen aan de slag.

Eensgezind staan ze naast elkaar op ieder een eigen krukje. June ontfermt zich over de toast. Maar het brood ligt hoog in de kast. Daarom klimt ze op het aanrecht. Als ze er eenmaal op staat en de kastdeur open doet ziet ze achterin de kast het brood liggen. Ze pakt het brood maar ze doet het zo snel dat de potjes die ervoor staan uit de kast vallen. Rinkeldekinkel. ‘Oeps!’ June kijkt verschrikt naar beneden. Gelukkig zijn de potjes heel gebleven. Alleen de inhoud ligt verspreid op de grond. Macaroni en kruiden laten een mooi patroon op de vloer zien. Met het brood in haar hand springt ze van het aanrecht. 

Lilly heeft intussen de radio aangedaan. De zender laat allemaal vrolijke kinderliedjes horen. Terwijl June de sneetjes brood in de broodrooster doet snijdt Lilly allemaal sinaasappels doormidden. Ze pakt de elektrische pers en steekt de stekker in het stopcontact. De eerste halve sinaasappel vindt zijn weg naar de pers. Lilly duwt de sinaasappel ondersteboven op het persstukje en drukt op het knopje om de pers te laten draaien. Maar die gaat zo snel dat ze ervan schrikt en de sinaasappel loslaat. Die vliegt door de lucht en belandt op de vloer tussen de macaroni en de kruiden. ‘Oeps,’ zegt Lilly nu ook.

Dan krijgen ze de slag te pakken. June roostert het brood en smeert ze onder met jam, Lilly perst de ene sinaasappel na de andere terwijl ze vrolijk de kinderliedjes meezingen. Even later staat er een dienblad klaar met twee bordjes met toast en jam en met twee glazen heerlijke versgeperste sinaasappelsap. Lilly zet er twee kopjes warme koffie bij terwijl June een bloemetje uit een vaas in de kamer haalt om het dienblad te versieren.

Samen lopen ze naar boven. Lilly is het handigst dus die draagt het dienblad. June loopt voor haar uit en doet de deur naar de gang open. Als ze de deur naar de slaapkamer van hun ouders open zwaait roepen ze allebei vrolijk ‘verrassing!’ Papa en mama worden wakker en kijken door een oog naar de deur. Ze zien twee vrolijke meisjes in nachtponnetjes met een dienblad vol ontbijt. ‘Wat een superleuke verrassing’ zegt mama, ‘zo wil ik wel graag iedere dag wakker gemaakt worden hoor’. Papa doet er ietsje langer over om zijn ogen echt open te doen. June springt bovenop hem. ‘Wakker worden, wakker worden, wakker worden,’ roept ze in zijn oor. Lilly zet het dienblad naast mama op bed. 

Als papa en mama rechtop zitten kruipen de twee meisjes er aan het voeteneind gezellig bij. Ze krijgen ook een hapje van de lekkere toast en een slokje van de zoete versgeperste sinaasappelsap. ‘Wat hebben jullie dat heerlijk gemaakt meiden,’ zegt mama trots. Als alles op is wordt het dienblad op de grond gezet. Papa zegt: ‘dat was een echte verrassing. Dan heb ik nu een echte verrassing voor jullie dames!’ maar terwijl hij dat zegt steekt hij zijn handen naar voren en begint June ongenadig te kietelen. ‘Hahahahaha, hou o-o-o-op,’ giert June. Mama en Lilly springen ook in de strijd. Lilly probeert June te redden en mama zoekt met kriebelende vingers naar de zij van papa. Het wordt een grote stoeipartij waar ze even later allemaal met een rood hoofd van de warmte hijgend mee stoppen.

‘Meiden, ik heb nog een verrassing voor jullie. Zal ik het vertellen?’ vraagt papa. ‘Vertel, vertel, vertel,’ roepen de meisjes door elkaar terwijl ze op hun knieën op bed heen en weer springen. ‘Vandaag gaan jullie een nachtje logeren bij oma!’ ‘Jippie’,  roepen de meisjes tegelijk. Dat vinden ze altijd heel leuk. Bij oma doen ze dingen die ze thuis niet mogen zoals snoepjes mee naar bed en er zijn heel veel kinderen in de buurt om mee te spelen. Ze voelen zich er helemaal thuis.

‘Maar nu eerst douchen en aankleden,’ zegt mama. Lilly en June springen op en gaan naar de badkamer. Douchen doen ze meestal gezellig samen. Intussen lopen papa en mama naar beneden om in de keuken een ravage tegen te komen. Ze kijken elkaar eens aan en schieten in de lach. Tja, dat krijg je met meisjes die groot worden maar het nog niet helemaal zijn. Op de radio klinken nog steeds de kinderliedjes. Papa en mama zingen vrolijk mee als ze de boel opruimen. 

11. Bij oma

Onderweg in de auto naar oma denken de meisjes weer aan hun huiswerk. Ze vertellen papa en mama die voorin zitten wat ze allemaal geleerd hebben die week op school. ‘Applaus!’ roept Lilly en samen klappen ze heel hard in hun handen. ‘Dat doen we als we onze button op hebben,’ legt Lilly uit. ‘Wie het eerst zijn button op heeft begint met applaus en als de laatste ook applaudisseert dan gaan we verder met de oefeningen’. ‘Daarna doen we de ho-ho, ha-ha-ha,’ zegt June en ze begint meteen te zingen en te klappen. Lilly valt in en al snel doen papa en mama ook mee. Papa kan natuurlijk niet zijn handen van het stuur halen, maar zingen doet hij als de beste. ‘Ho-ho, ha-ha-ha,’ galmt het door de auto. 

Bij het ademhalen proberen de meisjes het dak van de auto te raken. Dat lukt net niet. ‘Adem in,’ zegt Lilly en hun armen bewegen omhoog. ‘Uit met: ‘hahahahahahaha’. Hun armen bewegen weer naar beneden terwijl ze blijven lachen. June en Lilly krijgen er de slappe lach van en de ‘hahaha’  verandert in een gierend ‘hihihi’. Mama en papa moeten er ook van lachen, zo vrolijk klinkt het. Nog hikkend van de lach arriveren ze bij oma voor de deur. 

Wanneer de auto voor de deur stopt roepen Lilly en June in koor: ‘Goed, heel goed, jeah!’ Als oma de deur open doet pakken Lilly en June ieder een hand van oma. ‘Hahahahahalo’ lachen ze  oma hartelijk toe. Die moet er ook van lachen, zo gek is het. De begroetingslach hebben ze goed onthouden, dat blijkt wel. Na een gezellig kopje koffie vertrekken papa en mama weer. Zij gaan naar een feestje vanavond, daarom zijn de meiden logeren bij oma. Lilly en June zien dat er al heel veel kinderen buiten spelen en staan te trappelen om mee te spelen. ‘Toe maar hoor,’ zegt oma, ‘ga maar,’ en zoef, weg zijn ze.

Als oma een tijdje later de twee zusjes gaat halen voor de lunch dan ziet ze heel veel kinderen die slap van het lachen over de klimtoestellen hangen. Lilly en June zijn het middelpunt van die grote pret. Oma heeft moeite om zich verstaanbaar te maken, zoveel decibellen komen er uit het speeltuintje. Ze zwaait en zwaait, totdat een van de buurkinderen haar ziet. Die stoot Lilly aan een wijst. Lilly zwaait op precies dezelfde manier als oma zwaait naar oma terug. Daardoor krijgt June weer de slappe lach. Hikkend van de lach zwaaien de meisjes gedag naar de andere kinderen en lopen ze naar oma toe. 

Bij oma zitten ze rustig aan tafel. Ze zijn even uitgelachen en de rust is weergekeerd. Wel vertellen ze samen over school en de verrassing die er die week ineens was. Oma vind het maar wat leuk, zo’n lachjuf voor de klas. Dat had zij zelf vroeger ook wel willen hebben, maar ja, toen was alles nog anders. Ze vertelt over de meester die rondliep met een liniaal in zijn handen. Als je even wat anders aan het doen was dan dat je moest doen kreeg je zomaar een tik op je vingers. Gelukkig gaat het er tegenwoordig anders aan toe.

De meisjes spelen en lachen nog de hele dag buiten, oma heeft geen kind aan ze. Als ze ’s avonds naar bed gaan dan zijn ze zo moe dat er geen boe of bah of lachje meer af kan. Ze hijsen zichzelf naar boven om tanden te poetsen en hun pyjama aan te doen. Een paar tellen later liggen ze al in bed. Zelfs het gebruikelijke verhaaltje hoeft niet voorgelezen te worden, hun ogen vallen vanzelf dicht.

‘Help, wat gebeurt er?’ vraagt oma zich af. Het duurt even voor ze door heeft wat er aan de hand is. Lilly en June zitten bij haar op bed en roepen tegelijk ‘wakker worden wakker worden wakker worden!’ ‘Zo, jullie zijn er vroeg bij,’ zegt oma terwijl ze op haar klokje gluurt. Het is pas zeven uur. ‘Wij zijn wakker,’ zegt June vrolijk, ‘en jij nu ook.’ ‘Weet je,’ zegt oma, ‘het is mooi dat we zo vroeg zijn. Als jullie nu eens snel gaan douchen en aankleden dan maak ik het ontbijt klaar. Daarna heb ik een verrassing voor jullie.’ 

‘Jippie, alweer een verrassing!’ juichen de meisjes. Ze rennen naar de badkamer om onder de douche te springen. Daarna doen ze wie het snelst aangekleed is. Lilly wint, die zit als eerste aan tafel. Maar het scheelt bijna niks, June schuift een tel later ook op haar stoel. ‘Zo,’ zegt oma, ‘jullie hebben er zin in. Het ontbijt is bijna klaar hoor, zo snel kan ik die niet op tafel toveren.’ ‘Verrassing, verrassing,’ zingen de meisjes in koor. ‘Nog even wachten hoor, eerst ontbijten en dan neem ik jullie mee naar de verrassing.’ Het wordt wel heel spannend gemaakt, wat zou het kunnen zijn? Lilly en June gissen het hele ontbijt lang wat het zou kunnen zijn. ‘We gaan naar de speeltuin!’ roept June. ‘Nee,’ zegt oma, dat is het niet. ‘Gaan we fietsen?’ vraagt Lilly. Maar dat is het ook niet. Ze moeten echt even geduld hebben.

Na het ontbijt helpen ze mee om alle spullen naar de keuken te brengen. Afwassen hoeven ze niet, gelukkig heeft oma een vaatwasser. Lilly helpt oma om de vaatwasser in te ruimen, dat doet ze thuis ook altijd en ze is er heel handig in. June brengt de laatste spulletjes uit de kamer naar de keuken. Dan kijken ze oma vol verwachting aan. Het is tijd voor de verrassing.

Oma pakt de sleutel en doet de achterdeur open. Dan lopen ze gedrieën naar de schuur. In die schuur zien ze twee grote ballen. Twee hele grote ballen. Skippyballen! ‘Precies wat ik gewenst had,’ roept June opgetogen. ‘Dat wilde ik zo graag hebben, en het lieveheersbeestje heeft ervoor gezorgd dat ik het gekregen heb!’ Ze straalt er van. ‘Hoe wist jij dat ik zo graag een skippybal wilde hebben oma?’ vraagt ze. ‘Ik denk dat een lief klein heerbeestje me dat is komen vertellen,’ zegt oma terug. Er zijn twee verschillende kleuren. June kiest de roze en Lilly de paarse. Nog geen tel later stuiteren de twee meisjes ervan door. Op weg naar de speeltuin.

Net als gisteren heeft oma ook vandaag geen kind aan ze. Er wordt druk gespeeld met de buurkinderen. De skippyballen worden goed gebruikt en oma ziet er ook de andere kinderen uit de buurt erop rondstuiteren. Daarvan krijgt ze een glimlach op haar gezicht. Fijn als het speelgoed gedeeld wordt. Samen spelen is altijd leuker dan alleen, toch?

Aan het einde van de dag gaat de telefoon. Lilly en June zijn net even binnen en June neemt de telefoon op. ‘Hahahahaha, dat is grappig’ roept ze. Aan de andere kant van de lijn is het even stil. ‘June?’ zegt een stem dan. ‘Jahaha, dat ben ik,’ roept June lachend terug. ‘Ok,’ zegt papa, want die is het, ‘geef oma maar even, dat praat iets gemakkelijker denk ik’.  Oma neemt de telefoon over terwijl June uitlegt dat dit de telefoonlach was die ze op school geleerd heeft. Papa hoort die uitleg ook en samen met oma lacht hij ook nog even. Daarna spreken ze af dat papa en mama zo komen om de meisjes weer op te halen.

De skippyballen gaan achterin de auto mee naar huis. Het past net. De dames willen wel blijven stuiteren, zo lekker is het. ‘Neem ze volgende keer maar weer mee,’ zwaait oma de meisjes en papa en mama uit. In de auto vertellen Lilly en June honderduit over het vele spelen dat ze gedaan hebben en hoe ze samen met de kinderen uit de buurt de lachoefeningen van school hebben gedaan. ‘Ik hoop dat zij dit ook op school gaan doen,’ zegt Lilly mijmerend. ‘Dat zou leuk zijn, dan kunnen we samen oefenen’.  Ze kijken uit naar de volgende dag. Maandag. Dan is de lachjuf er weer en leren ze nog meer lachoefeningen. Leuk!

12. Gelukkig is het weer maandag

Joepie, we mogen weer naar school, roept Lilly blij als ze ’s morgens beneden komt. ‘Nou, dat klinkt wel heel anders dan vorige week Lilly,’ zegt mama. June komt ook net zo vrolijk als Lilly naar beneden springen. Zij heeft er ook heel veel zin in. Ze kijken allebei uit naar de nieuwe oefeningen die ze zullen gaan leren.

‘Vandaag gaan we er in sneltreinvaart doorheen’, zegt de lachjuf. ‘We hebben veel te doen. Floortje,’ wijst ze, ‘wat is de eerste stap?’ ‘Dat hebben we al gedaan juf, dat is het applaus,’ antwoordt Floortje. ‘Goedzo,’ zegt de juf. ‘Thomas, wat is de tweede stap?’ ‘Ho-ho, ha-ha-ha,’ antwoord Thomas. ‘Ook heel goed,’ zegt de juf. ‘Kom, aan de slag!’ De kinderen beginnen in hun handen te klappen en te zingen. Het is al snel een dolle boel in de klas. De kinderen lopen in een rijtje tussen de tafeltjes door. Het lijkt wel een polonaise. ‘Hoooo,’ zegt de juf en terwijl ze met haar handen naar beneden zwaait worden de kinderen rustiger.

‘Wat is de laatste van deze stappen?’ vraagt de juf. ‘Ademhalen juf,’ zegt Sara. ‘Weer heel goed,’ zegt de lachjuf terwijl ze haar duimen omhoog steekt. ‘Wie wil het voordoen?’, vraagt ze aan de klas. ‘Vincent, jij mag het doen,’ wijst ze naar Vincent die zijn vinger omhoog steekt. ‘Adem in,’ zegt Vincent terwijl hij tegelijkertijd zijn armen omhoog beweegt. Alle kinderen in de klas volgen zijn beweging nauwgezet. ‘Zeg aaaaaah,’ als je uitademt. Terwijl hij dit zegt bewegen zijn armen weer naar beneden. In de hele klas klinkt een diepe en toch vrolijke zucht als twintig paar armen naar beneden bewegen. ‘Nog een keer maar dan ademen we uit met ha-ha-ha,’ zegt Vincent terwijl hij zijn armen al weer omhoog beweegt. De kinderen volgen en even later klinkt het schaterende ‘hahaha’ als alle kinderen uitademen en zichzelf als lappenpoppen met hun hoofd naar de grond laten hangen. Er volgt een derde keer en dan neemt de lachjuf het weer over. ‘Wat zeggen we dan?’ vraagt ze. Terwijl ze veertig duimen omhoog steken roepen alle kinderen ‘goed, heel goed, jeah!’

‘Het is weekend geweest dus ik dacht dat jullie alles wel vergeten zouden zijn. Maar dat valt reuze mee. Weten jullie dan ook nog welke lachoefeningen we hebben gedaan vorige week?’ vraagt de lachjuf aan de klas. Weer gaan er heel veel vingers omhoog. ‘Lilly, welke weet jij nog?’ vraagt de juf. Lilly antwoordt: ‘de telefoonlach, juf. We hebben bij oma heel erg gelachen toen mijn vader opbelde en June de telefoon opnam met hahaha’. ‘Dat is grappig Lilly,’ zegt de juf. ‘We gaan oefenen. Loop maar rond en doe de telefoonlach’. 

Na de telefoonlach volgen er nog de handenschudlach en de kiekeboelach. En dan is het tijd voor iets nieuws. ‘Soms is het nodig om de lach eerst te starten. Jullie lachen fantastisch, maar niet iedereen kan dat zomaar. Dus dan starten we de lach. Daarvoor hebben we twee varianten en we doen ze vandaag allebei,’ vertelt de lachjuf. ‘De eerste kun je doen waar je nu staat. Je doet alsof je aan een touwtje trekt die een motor aan slingert, zoals die van een motorboot. Tegelijkertijd zeg je ‘hahahaha’. Maar natuurlijk lukt het de eerste keer niet. Dus ook je ‘hahaha’ stopt weer. Dan doen we dat nog een keer en bij de derde keer lukt het. Je armen gaan dan wijd uit elkaar en je lacht net zolang door totdat je echt niet meer kan.’

De kinderen gaan er eens goed voor staan. ‘Kijk uit dat je niemand in zijn ogen raakt,’ waarschuwt de lachjuf nog. En dan gaan ze van start. Tegelijkertijd trekken ze aan niet zichtbare touw van de motor en roepen ze ‘hahahahaha’.  Dan wordt het weer stil. Een tweede keer klinkt in de klas het ‘hahahaha’. Het wordt weer stil. Maar de derde keer staan ze allemaal met wijd open armen heel hard te lachen totdat ze niet meer kunnen. ‘Nog een keer, maar nu met je andere hand,’ roept de lachjuf. De lach wordt voor de tweede keer gestart. 

‘Ok, deze is leuk. Maar de volgende vind ik zelf nog veel leuker,’ zegt de lachjuf. ‘Hiervoor hebben we de hele klas nodig. Pas op dat je niet over elkaar heen rijdt.’ ‘Huh, wat bedoelt ze,’ denken de kinderen. ‘Ga op je favoriete motor zitten.’ Terwijl ze dit zegt doet de juf alsof ze een been over een hele grote motor slingert en ze erop gaat zitten. Ze leunt een beetje naar voren en pakt het onzichtbare stuur vast. ‘Het kan zijn dat je er zo een wil met een heel hoog stuur, of je wil juist een hele snelle en dan leun je helemaal voorover. Het maakt niet uit, als je het maar de leukste motor van dit moment vindt.’ De kinderen doen nu dezelfde beweging. Ze stappen op hun favoriete motor en houden het stuur goed vast. ‘Nu gaan we starten, maar dan met de hand natuurlijk. We bewegen gelijk een beetje naar beneden, alsof je motor echt heel ongeduldig is. En na de derde keer rijdt hij weg! Pas dus goed op dat je niet over elkaar heen rijdt,’ waarschuwt de juf nogmaals. De kinderen snappen nu wat ze bedoelt. ‘Daar gaat ie!’. De eerste ‘hahaha’ klinkt al grommend en de tweede nog meer. De kinderen staan op het punt van weg racen, dat is duidelijk te zien. Na de derde keer is het meteen chaos in de klas. Iedereen rent door elkaar heen met de handen voor zich, alsof ze een stuur vasthouden. Thomas en Vincent liggen al dubbel van de lach, die hebben er een tweespan van gemaakt terwijl Sara bij Lilly achterop is gesprongen. Ze eindigen met een ‘goed, heel goed, yeah!’.  De juf herhaalt dit drie keer voor er echt weer rust is. 

Als de lachjuf weer met een grote zwaai van haar arm verdwenen is en de kinderen eindelijk achter hun tafeltjes zitten dan geeft hun eigen juf onverwacht een rekentoets. In plaats van het gebruikelijke protest blijft het nu rustig. Lilly is zelfs wel een beetje nieuwsgierig of het lukt.  Van de tien vragen blijkt ze er negen zomaar goed te hebben. Het lijkt wel of haar hersens beter werken. Ze kan helderder denken en het is net of de antwoorden zomaar in haar hoofd opkomen. De juf valt het ook op. ‘Fijn, Lilly,’ zegt ze. ‘Lekker als het zo goed gaat he.’ Lilly kijkt er blij van.

13. Nog meer lachoefeningen

Inmiddels kennen de kinderen het ritueel. Als het applaus op zijn luidst is dan starten ze vanzelf met het handklapritme ‘ho-ho, ha-ha-ha’. Tenslotte eindigen ze met een diepe ademhaling. ‘Goed, heel goed, jeah!’ steekt de lachjuf haar duimen naar de klas op. De kinderen doen allemaal enthousiast mee en steken hun duimen naar elkaar op terwijl ze elkaar bevestigend toeknikken. Ze vinden zichzelf ook best wel heel goed.

Na een korte herhaling van de soorten lach die ze al geleerd hebben vraagt de lachjuf: ‘welke lach kunnen jullie zelf verzinnen?’ Een frons verschijnt op het gezicht van June, die vraag had ze niet verwacht. Aan de gezichten van de andere kinderen te zien verwachten zij die vraag ook niet. Alleen Thomas steekt zijn vinger op. ‘Ja Thomas,’ wijst de lachjuf. ‘De heksenlach,’ antwoordt Thomas. ‘Heel goed,’ zegt de lachjuf, ‘en hoe zou die klinken denk je?’ ‘Thomas denkt even na, schraapt dan zijn keel en er komt een hoog krassend geluid uit. ‘Aaahh, aaaarch,’ klinkt het vals. De kinderen in de klas moeten ervan lachen. ‘Goedzo,’ zegt de juf, ‘dit klinkt bijna als een echte enge heks. Doe allemaal maar eens mee,’ geeft ze de hele klas een aanwijzing. Ze telt tot drie en op drie stijgt er uit twintig kelen een gekras van jewelste op. De kinderen leven zich helemaal in door hun gezichten te vertrekken en hun handen als klauwen naar voren te steken. Het is ineens een hele hekserige klas.

Zie je, zegt de lachjuf. Een lach verzinnen is helemaal niet zo moeilijk. Maar vandaag wil ik jullie nog twee soorten lach leren. Je hebt vast wel gemerkt dat je van lachen dorst krijgt. Klopt dat?’ vraagt ze aan de klas. De kinderen knikken, ja, ze hebben iedere keer reuze dorst na alle lachoefeningen. ‘Nou, daarvoor hebben we de lachshake verzonnen.’ Terwijl ze haar hand naar voren steekt zegt ze: ‘we doen allemaal alsof we een beker in onze handen hebben. Doe maar gelijk mee.’ Twintig handen schieten naar voren. Het is net of alle kinderen een beker vasthouden. ‘Nu is de vraag aan jullie, wat zit er in? Wat is er zo lekker dat je er vrolijk en blij van wordt?’ Wel tien handen schieten de lucht in. ‘IJs,’ roept Vincent. ‘Goedzo,’ zegt de juf. ‘Wat nog meer?’ vraagt ze en ze wijst naar Sara. ‘Aardbeien,’ roept Sara terug terwijl ze met haar tong langs haar lippen likt. Daar heeft ze wel zin in. ‘Zonneschijn,’ roept Floortje. ‘Mooi,’ zegt de lachjuf, ‘dat kan natuurlijk ook. Het is je eigen lachshake. Alles kan!’ Nu gaat de klas helemaal los. ‘Broertjes, pas gemaaid gras, bananen, chocola, de zee, vakantie,’ klinkt het door elkaar heen. Ze stoppen alles in de lachbeker. 

‘Zo, nu gaan we schudden,’ zegt de lachjuf terwijl ze gaat staan. ‘En we gaan niet zomaar schudden. Nee, we schudden alles.’ Ze doet alsof ze de beker schudt en terwijl ze dat doet schudt haar hele lijf mee. ‘Doe maar mee’ roept ze vrolijk en een tel later staan alle kinderen te schudden en te springen. ‘Je mag er geluid bij maken hoor’.  De kinderen maken allerlei geluiden terwijl ze blijven schudden en springen. Het lijkt wel of ze in een oerwoud terecht zijn gekomen. ‘Ok, en nu gaan we natuurlijk drinken. En als je je lachshake drinkt dan moet je vanzelf lachen, dat kan niet anders. Een, twee, drie!’ Op drie tilt ze haar beker op en doet ze alsof ze hem helemaal leeg giet in haar mond. Terwijl ze dat doet barst ze in een schaterlach uit. De kinderen volgen en barsten ook in lachen uit. ‘Nog een keer, een, twee, drie!’ Weer galmt de schaterlach door de klas.

Met ‘goed, heel goed, jeah!’ eindigen ze deze lachoefening. Eventjes is er rust. ‘Voor vandaag heb ik nog een lach,’ vertelt de lachjuf. ‘Deze is voor thuis misschien wel leuk. Gebeurt het jou ook wel eens dat je aan je vader of moeder vraagt of je iets mag kopen en dat ze dan tegen je zeggen “nee, dat kost geld en dat doen we nu niet” of “nee, daar heb je nu geen geld voor”?’ Sommige kinderen knikken van ja, dat herkennen ze. ‘Daarvoor is de ik-heb-geen-geldlach,’ zegt de lachjuf. ‘Je laat aan elkaar zien dat je echt geen geld hebt. Je bent helemaal platzak. Je keert je broekzakken binnenstebuiten, je zoekt in alle zakjes van je bloes, je jas, zelfs in je schoenen. Maar nee, nergens is er ook maar een dubbeltje te vinden. En je lacht natuurlijk. Want dat doen we.’ 

Alle kinderen lopen van de een naar de ander om elkaar luid lachend te laten zien dat ze echt geen geld hebben. Thomas haalt de binnenzakken van z’n broek helemaal naar buiten en Lilly kan de zakjes van haar vestje naar buiten trekken. Nee, er zit echt niets in. Er klinkt een gegier van jewelste als Vincent en June allebei hun schoenen uittrekken om te laten zien dat ook daar echt geen geld te vinden is. Ze hebben allemaal dikke pret met dit spelletje. Het lijkt wel of het helemaal niet erg is om geen geld te hebben. Ze kunnen er allemaal hartelijk om lachen.

Lilly en June besluiten het uit te proberen als mama hen van school komt halen. ‘Mama, mag ik een ijsje?’ vraagt June met haar allerliefste stemmetje. ‘Nee,’ antwoord mama, ‘daar heb ik nu geen geld voor hoor’ en ze kijkt vreemd op als de meisjes daarom heel hard moeten lachen. Lilly en June struikelen van het lachen tegen elkaar aan. Ze leggen maar snel uit wat ze allemaal geleerd hebben vandaag en dan snapt mama het ook. ‘Hahaha, jullie hebben wel een hele grappige lachjuf,’ lacht ze. ‘Dat is een mooie oefening. Soms is het echt zo dat er geen geld voor dingen is, hoe graag we ook zouden willen. Bijvoorbeeld voor een verre vakantie of voor dure nieuwe kleren. Het is een goed idee om er dan maar om te lachen. En dan doen we gewoon iets anders toch?’

’s Avonds praten de zusjes met papa via een videootje. De meisjes zitten thuis achter hun tablet en papa heeft zijn telefoon bij zich. Hij is bij vrienden aan het logeren omdat hij hen een paar dagen helpt met klussen. En hij is niet alleen aan het klussen, hij helpt zelfs in de keuken. Terwijl hij staat te koken praat hij met de June en Lilly. Hij is wel een beetje afgeleid. En het is een beetje chaotisch. June en Lilly proberen hem tegelijkertijd uit te leggen hoe de lachshake gaat. ‘Papa, let nou op!’ zegt Lilly. ‘Oh,’ zegt papa terwijl hij een glas pakt, ‘bedoel je zo?’ Hij schenkt verstrooid een slokje wijn in een glas en laat het vervolgens uit zijn handen vallen. De vloer is van steen en er klinkt een geweldig gerinkel. ‘Oh,’ zegt hij weer, ‘dat bedoelde ik niet zo’.  De meisjes gieren het uit van het lachen. Dat is nog eens een grappige lachshake.

14. De laatste lachjes

‘Wie het laatst lacht….’ zegt de lachjuf. ‘… lacht het best!’ antwoord de hele klas in koor.  ‘We hebben een hoop werk te doen,’ zegt de lachjuf, ‘ik wil vandaag drie nieuwe soorten lach aan jullie leren. Dus, huppakee, in de benen’. Alle kinderen staat paraat naast hun tafeltje. 

‘Als je een vogel zou zijn, wat voor vogel zou je dan zijn?’ vraagt ze aan de klas. Lilly denkt aan de duifjes dat ze zag op de eerste dag toen de lachjuf in de klas kwam. ‘Een duif, juf,’ zegt ze dan ook. ‘Mooi zegt de lachjuf. En de anderen? ‘Een ekster, een roodborstje, een uil,’ klinkt het door de klas. ‘Een paradijsvogel,’ zegt Amanda verlegen. ‘Wat prachtig!’ bewondert de juf deze keuze. ‘Een eend!’ roept Thomas en de hele klas begint te lachen. 

‘Goed zo,’ zegt de lachjuf. ‘Het is tijd om ze te gaan laten vliegen. Maak maar de vliegbewegingen van jouw vogel en vlieg de hele klas door. En lach daarbij het vogelgeluid’. Een tel later is het in de hele klas weer een gekrioel van jewelste. Overal flapperen kinderen met hun armen. De een snel, de ander langzaam. Sara is een kolibrie en ze wordt al snel moe van het heftige fladderen. Kolibries zijn vogels die zo snel hun vleugels bewegen dat ze stil kunnen blijven staan in de lucht. Volgende keer kiest ze een andere, dat weet ze wel. ‘Zooo,’ zegt de juf, ‘fladder nu maar weer snel terug naar je plekje.’ Roetsj, voor ze het weet staat iedereen weer bij zijn tafeltje. ‘Goed, heel goed, jeah!’ prijst ze de klas. ‘Mooi gedaan hoor.’

‘De knuffellach is een hele bijzondere lach,’ vertelt de lachjuf. ‘En ik vind jullie zo leuk dat ik die met jullie wil gaan doen. Het is gelijk een rustmomentje. Sla je armen maar om jezelf heen.’ Terwijl ze dit zegt slaat de lachjuf zelf ook haar armen om zichzelf heen. Net alsof ze zichzelf een enorme knuffel geeft. En ze kijkt er heel blij bij. De kinderen en hun eigen juf doen dit na. Even later staan ze allemaal met een gelukkige glimlach op het gezicht rond te kijken terwijl ze zichzelf goed vasthouden. Het is vreemd, maar het voelt ook heel lekker. Er daalt een serene rust neer in de klas. Met een kalm ‘goed, heel goed, jeah!’ eindigt de lachjuf deze oefening.  

‘Fijn he, die rust,’ zegt de lachjuf. ‘Maar nu doen we nog een knuffellach en dan helemaal anders. Stel je voor dat je beste vriend of vriendin is verhuisd. En nu na een jaar komt hij terug om bij je te logeren. Jullie hebben elkaar al die tijd niet gezien. Tenminste, wel via skype of Facebook, maar niet in het echt. Jullie zijn zo blij dat je elkaar weer ziet dat je elkaar blij in de armen vliegt en dat je staat te springen en te lachen van blijdschap. Kijk je klasgenootje naast je aan en zeg: ‘Jij bent het’. Dan tel ik tot drie en daar ga je. Een – twee- drie!’ Op drie vliegen twintig kinderen elkaar in de armen en staan ze te springen van blijdschap. ‘Joehoe, jippie, hahahaha’, klinkt het door elkaar. Het wordt een dolle boel. June staat te springen met haar beste vriendinnetje Floortje en Lilly springt in het rond met Thomas. Even vindt ze het gek om Thomas zo te omhelzen, maar dat is snel over. Het is gewoon zo leuk om te doen.

Als de kinderen bijkomen van het gespring legt de lachjuf de derde lachoefening van die dag uit. Het is echt doorwerken deze keer. ‘Doe alsof je een hapje van je soep neemt. De lepel gaat van het bakje richting je mond. Je blaast een keer want dit is hete soep. Dan neem je een hapje en pfffff, ooooh, pffff’. De juf wappert met haar hand voor haar mond en springt in het rond alsof de soep veel te heet is. De kinderen begrijpen meteen wat ze bedoelt. Dit hebben ze allemaal wel eens meegemaakt. Een tel later staat de hele klas weer te springen maar nu wapperen ze met hun handen voor hun mond terwijl ze gekke gezichten trekken en blazen alsof ze hun tong af willen koelen. 

‘Morgen gaan we herhalen en krijgen jullie de laatste nieuwe lach van me,’ lacht de lachjuf. ‘Ik ben heel gelukkig met jullie, wat een leuke klas is dit toch.’ Ze kan het niet vaak genoeg zeggen. Als ze met een grote zwaai van haar hand is vertrokken komt hun eigen juf weer voor de klas te staan. 

‘Zo, is me dat lachen en springen,’ zegt ze terwijl ze een lok haar uit haar gezicht strijkt. ‘Het lijkt wel werken,’ voegt ze er met een brede grijns aan toe. 

Lilly en June spelen ’s middags na het eten buiten op hun skippyballen. Ze stuiteren het hele pleintje over. Dan komen Floortje en Sara ook naar buiten. Floortje vraagt of ze ook eens mag, ze heeft nog nooit op een skippybal gezeten. Natuurlijk mag dat van June. Maar Floortje is er nog niet zo handig mee dus na twee stuiters ligt ze al onderuit in het gras. Lilly die nog op haar skippybal zit moet zo hard lachen dat ze ook omvalt. Dat is zo aanstekelijk dat ze daarna alle vier op de grond liggen te rollen van het lachen. ‘Hihihi, zag je Floortje vahahallen,’ hikt June. Ze lachen zich tranen met tuiten. En Floortje lacht nog wel het hardst.

Terwijl ze zo lachen roept Sara ineens ‘ho-ho, ha-ha-ha’.  De kinderen pakken het op en dansen het hele pleintje over. Daarna herhalen ze de lachoefeningen van die dag nog eens. Ze vliegen rond als vogels met hun armen wijd terwijl ze allerlei lach-achtige geluiden uitslaken. Ze doen de hete soep lach en als ze staan te springen en te blazen roept June ineens naar Floortje ‘oooh, wat heb ik je lang niet gezien!’ Als ze Floortje in de armen vliegt staan ze te springen van blijdschap. Lilly en Sara doen hetzelfde. Als ze bezig zijn met de hete soeplach dan staat ineens mama te wenken dat ze binnen moeten komen. Warempel, het gaat regenen. Dat hadden ze niet eens door, zo druk waren ze met het lachen. Floortje en Sara vragen nog even thuis of het goed is of ze meegaan en dan schieten ze met z’n vieren het huis van Lilly en June binnen. Daar knutselen en lachen ze nog de hele middag, tot het tijd is voor Floortje en Sara om naar huis te gaan.

15. Waar is de lachjuf?

De kinderen komen zoals gebruikelijk de klas binnenrennen om hun button te pakken en te applaudisseren. Als de laatste de button heeft opgespeld zegt hun eigen juf: “ho-ho, ha-ha-ha”. Ze doen automatisch mee, maar kijken ook vreemd op. Waar is de lachjuf? Na het gezamenlijke ‘goed, heel goed, jeah!’ wordt het snel stil. ‘Juf, waar is de lachjuf?’ klinkt het al snel uit diverse monden. Alle kinderen hebben zich verheugd op weer een nieuwe oefening en nu is het wel vreemd stil.

‘Jongens, ik moet jullie wat vertellen,’ begint de juf. Dat klinkt niet goed. ‘De lachjuf heeft een ongeluk gehad en nu ligt ze in het ziekenhuis. Gelukkig heb ik haar even gesproken en gaat het weer goed met haar. We hebben afgesproken dat we via de computer contact zullen hebben, want ze mist jullie enorm vertelde ze me.’ De juf pakt haar tablet uit de hoek van het klaslokaal en wat zien ze? De lachjuf zit hun allemaal stralend vanuit haar ziekenhuis bed aan te kijken. 

‘Hahahaha, ik heb jullie gezien,’ lacht ze hardop, ‘en ik ben apetrots op zo’n klas die het  zelfs zonder mij zo goed doet, dus  ‘goed, heel goed, jeah!’ en ze steekt haar duimen in de lucht. De kinderen doen vanzelf mee. Maar ze zijn al snel stil want anders kunnen ze haar niet verstaan. De tablet kan niet zo heel hard dus ze moeten goed luisteren. ‘Ik zal vertellen wat er gebeurd is. Gisteren toen ik van school naar huis fietste kwam er een auto uit een oprit van een huis. Hij reed naar achteren en de bestuurder zag mij helemaal niet. Dus ik probeerde nog te remmen maar het was te laat. Ik viel tegen de auto aan – gelukkig niet eronder – en lag op de grond. Ik kon niet meer opstaan want mijn voet lag er heel raar bij. Gelukkig was het wel een aardige bestuurder en hij bracht me meteen naar de EHBO in het ziekenhuis.’ De kinderen zuchten ervan. Wat een verhaal, gelukkig gaat het wel goed met de lachjuf en kan ze ook nog lachen.

‘Vandaag mag ik al weer naar huis, maar ja, vanmorgen kon ik niet bij jullie zijn. Dus de nieuwe lach die ik jullie vandaag wilde leren hebben jullie van mij tegoed en ik heb de juf gevraagd om samen met jullie alles wat je geleerd hebt te herhalen vandaag. Denken jullie dat ze dat kan?’ ‘Jaaaa,’ klinkt het luid in de klas, ‘jippie!’ Hun eigen juf vinden ze ook heel leuk en ze zijn benieuwd hoe die het gaat doen. ‘Maar jullie helpen haar wel he, met elkaar komt het vast goed. Ik blijf hier in een hoekje kijken hoe het met jullie gaat, dan kan ik ook nog een klein beetje meedoen’. Dat vinden de kinderen dubbel leuk en ze doen enorm hun best.

De juf zet de tablet met de lachjuf in haar ziekenhuisbed tegen een stapel boeken, zo dat ze de hele klas kan overzien. ‘Adem in,’ zegt ze tegen de klas en alle veertig armen gaan automatisch omhoog. Ze beginnen met de telefoonlach. De lachjuf lacht hardop als de kinderen een voor een bij de tablet staan om met haar te ‘bellen’. Ze lacht zo hard dat er een zuster aan komt rennen die vraagt wat er aan de hand is. ‘Hahaha,’ nu moet ze nog harder lachen. De zuster kijkt in de tablet van de lachjuf en ziet een klas vol lachende kinderen. Dat is leuk. Ze roept er de andere twee zusters van de afdeling bij. In het ziekenhuis wordt het een dolle boel en de kinderen op school doen hun best om alle oefeningen zo goed mogelijk voor te doen om de lachjuf en de zusters te laten lachen.

Vrolijk nemen de kinderen afscheid van de lachjuf en de drie lachende zusters. Hun eigen juf sluit de tablet af. ‘Wat was dat lachen,’ zegt ze. ‘Morgen is het de laatste dag dat de lachjuf hier komt. Gelukkig kan ze wel komen, daar heeft ze iets voor bedacht. Hoe zullen we haar bedanken?’ Lilly steekt haar hand op. Gisteren tijdens het knutselen hadden ze al iets bedacht. ‘We kunnen allemaal een kaartje maken met onze favoriete lachoefening erop getekend en waarop de juf bedanken,’ zegt ze. June, Floortje en Sara knikken, dat vonden ze gisteren inderdaad een goed idee. De hele klas is het er mee eens. De juf deelt mooie stevige kaartjes uit. Bij ieder groepje worden teken- en knutselspullen neergelegd. Stiften, glitter, en andere leuke dingen. 

Die middag maken ze er iets heel moois van. Lilly vind de lachshake het allerleukste, omdat ze steeds de slappe lach krijgt als ze aan haar vader denkt die het glas laat vallen. Ze tekent een mooie beker en schrijft er met pijltjes bij wat er allemaal voor lekkers in zit. Aardbeien, ijs, zonneschijn, haar zusje, pas gemaaid gras en de lucht van de zee. Achterop schrijft ze: ‘Tot ziens lachjuf!’ want ze hoopt de lachjuf zeker nog eens een keer te zien. June vind de telefoonlach prachtig. Ze tekent met vrolijke kleuren een mooie ouderwetse telefoon en daarnaast schrijft ze in hele kleine letters een grappig verhaaltje. Achterop schrijft ze: ‘u bent de grappigste juf die ik ken’. 

Ook de jongens maken er wat moois van. Thomas denkt terug aan de vogellach en tekent een eend die luid snatert naar de andere eenden in de vijver. Daar moeten ze allemaal om lachen. Vincent kan heel goed tekenen en hij tekent Thomas en hemzelf die slap van het lachen tegen elkaar zitten. Daarachter staat de lachjuf met een brede grijns op haar gezicht. Knap hoor. 

Aan het einde van de dag heeft de juf een mooie stapel met kleurrijke kaarten. Ze bundelt ze met een heel mooi lint en bergt het zorgvuldig op. Dit is voor morgen.

16. Het afscheid

Lilly en June staan met gemengde gevoelens op. ‘Wat is er aan de hand?’ vraagt mama als de meisjes beneden de keuken binnen komen gelopen. ‘Vandaag komt de lachjuf weer.’ ‘Maar, dat is toch juist heel leuk?’ zegt mama. De twee gezichtjes beginnen te lachen. Ja, dat is hartstikke leuk. Maar dan kijken ze snel weer net zo treurig als daarvoor. ‘Vandaag komt ze voor het laatst en dan zien we haar misschien nooit meer,’ zegt June. ‘Nou, jullie zijn net Jantje lacht, Jantje huilt,’ zegt mama lachend. ‘Je weet maar nooit wat er kan gebeuren, dus om nu al treurig te kijken is vast niet nodig’.  

In plaats van bij de deur zit de lachjuf op een stoel. Haar voet zit in het gips en die ligt op een andere stoel. Naast haar staat een vreemde meneer. ‘Hahahaha’ lacht ze als de kinderen de klas binnenkomen. De kinderen schudden allemaal vrolijk haar hand en doen snel hun button op. Als het applaus klaar is dan stelt ze de meneer voor. ‘Jongens en meisjes, dit is Hugo. Gisteren reed hij mij aan met zijn auto.’ De klas wordt er stil van. Raar hoor, hij heeft haar pijn gedaan en nu neemt ze hem mee de klas in. ‘Hugo heeft me snel naar het ziekenhuis gebracht. Hij vond het heel erg wat er gebeurd was. Gelukkig konden we er samen ook om lachen toen mijn voet eindelijk in het gips zat. Hugo houdt ook heel veel van lachen. En nu heeft hij me naar jullie gebracht, anders had ik niet eens kunnen komen!’

De kinderen kijken nu ineens heel anders naar Hugo. Hij heeft pretlichtjes in zijn ogen. En met die pretlichtjes kijkt hij hoe de lachjuf met de klas bezig is. Lilly stoot Sara aan. ‘Volgens mij vind hij haar leuk,’ fluistert ze. Sara knikt. Dat is precies waar zij ook net aan dacht. ‘Hoe vonden jullie dat de juf het deed?’ vraagt de lachjuf aan de klas. ‘Goed, heel goed, jeah!’ klinkt het luid. Alle duimen gaan omhoog en wijzen in de richting van de juf. Die begint ervan te blozen, zo blij wordt ze er van. 

‘Jullie hebben nog een lachoefening van me tegoed als ik het goed onthouden heb,’ zegt de lachjuf. Dat klopt, de kinderen worden nieuwsgierig naar wat ze nog meer gaan leren. Maar eerst herhalen ze wat ze nog weten. Om de beurt schrijven de kinderen de naam van de lach op het bord. Aan het eind staat er in allerlei verschillende handschriften te lezen:

Applaus

Hoho hahaha

Ademen

Goed, heel goed, jeah!

Telefoonlach

Handenschudlach

Kiekeboelach

Lachshake

Motorlach

Geen geldlach

Vogellach

Knuffellach

Hete soeplach

De lachjuf vraagt aan de juf om de laatste erbij te schrijven. In haar mooiste handschrift komt eronder te staan

Deftige dames en herenlach

De lachjuf doet voor hoe deze lach gaat. Handig, bij deze lach kun je ook blijven zitten als je wil. Ze recht haar rug, maakt haar nek iets langer en steekt haar neus in de lucht. Met het geluid van een aardappel in haar keel lacht ze vanuit de hoogte: ‘bwah hah hah’. ‘Doe maar alsof je heel erg uit de hoogte naar iemand lacht, loop langs en lach elkaar vanuit die hoogte toe.’ De kinderen bewegen door de klas terwijl ze elkaar met de neus in de lucht toelachen. Vanuit de verte klinkt het net of er herrie in een kippenhok is losgebarsten. Hugo doet ook mee. Die kan het goed. Met ‘goed, heel goed, jeah!’ komen ze aan het einde van deze oefening. 

‘Nu hebben jullie de beloofde tien soorten lach van mij geleerd. Ik dank jullie wel voor het meedoen. De juf heeft me beloofd dat jullie iedere dag zullen starten met een lach zodat je daarna ook lekker kan leren. Van mij heeft ze een speciaal boekje gekregen waarin precies staat wat ze allemaal kan doen. Ik wens jullie heel veel plezier en ik zou het heel fijn vinden om over een tijdje te horen hoe het met jullie gaat. Mag ik nog eens terugkomen?’ Een luid gejuich klinkt. Dat willen de kinderen wel. June is opgelucht, nu ziet ze de lachjuf zeker nog een keer.

Hun eigen juf stapt naar voren. ‘We zijn zo blij dat je bent gekomen om ons te laten lachen. Dat klopt he?’ vraagt ze aan de klas. De hele klas beaamt dat luidkeels. ‘En daarom hebben we een klein afscheidscadeautje voor je gemaakt. Ze overhandigt het pakje kleurrijke kaarten. De lachjuf kijkt verrast en blij, dat had ze niet verwacht. Ze maakt voorzichtig het mooie lint los. Als ze de kaarten een voor een bewondert loopt er een traan over haar ene wang. Wat nu, ze is toch niet verdrietig? ‘Jullie zijn zo lief, ik ben er zo blij mee, dit is een traan van geluk,’ zegt ze met een lach door haar traan heen. ‘Dank jullie wel.’ 

Na eenentwintig keer een stevige ik-heb-je-tien-jaar-niet-gezien-knuffellach staat de lachjuf op van haar stoel. Hugo helpt haar en terwijl ze op zijn schouder leunt hinkt ze over het schoolplein naar de auto. Ze kijkt achterom en schiet in de lach als ze twintig kinderen tegen de ramen geplakt ziet die allemaal gekke gezichten naar haar trekken en naar haar zwaaien. Ze trekt een gek gezicht terug en zwaait ook. Tot ziens!










Dit is een proefexemplaar, het boek moet nog worden voorzien van tekeningen en de juiste layout. 

© 2015 Saskia van Velzen – www.lachwinkel.nl 

G-K4HG3YEHX3